Lumbale hyperextensie corrigeren; moet de patiënt dan zijn bekken kantelen?

Artikel voor fysiotherapeuten, oefentherapeuten en kinesisten

Fysiotherapeuten en oefentherapeuten zien regelmatig patiënten met een versterkte lumbale lordose bij staan en lopen. Indien dit voor de behandeling relevant is wordt er voor gekozen om deze versterkte lordose te corrigeren. Met als doel de lumbale wervelkolom van hyperextensie in een fysiologisch curve te krijgen.

Een aanpak die vaak wordt gekozen is het doen van spierversterkende oefeningen voor de bil- en buikspieren. Tevens wordt aangeleerd om het bekken te kantelen om zodoende de hyperextensie op de lossen. Maar wat is de invloed hiervan op de bewegingsketen van de wervelkolom, bekken en benen?

Als je er voor kiest om spieren te versterken dan ben je er kennelijk vanuit gegaan dat deze spieren te zwak zijn. Maar is dat écht zo? Misschien heb je de buikspieren en bilspieren getest en geconstateerd dat de kracht niet optimaal is. Maar als de spieren te zwak zijn in de test, zijn ze dan ook te zwak om het bekken in middenstand te houden in een functionele bewegingsketen?

En als je als correctie aanbiedt dat de patiënt staand en lopend zijn bekken moet kantelen, ben je er blijkbaar ook vanuit gegaan dat het bekken in anteflexie staat. Ook hier zou je de vraag moeten stellen. Is dat echt zo? Het zou namelijk kunnen dat de oorzaak van de hyperextensie ergens anders zit. Mogelijk is er lumbaal een hyperextensie aanwezig terwijl het bekken wel degelijk in middenstand staat. Dit kan gebeuren wanneer er extensie plaatsvindt in de heupgewrichten en dorsaalflexie in de bovenste spronggewrichten. Dit is goed waarneembaar door in het sagittale vlak een denkbeeldige loodlijn te trekken vanuit het schoudergewricht naar beneden. Als iemand rechtop staat met de wervelkolom in de fysiologische curven dan zou deze lijn zowel door het schoudergewricht, het heupgewricht als het bovenste spronggewricht moeten lopen. Als er sprake is van een lumbale hyperextensie met het bekken in middenstand, extensie in de heupen en dorsaalflexie in het bovenste sprongewricht dan loopt de loodlijn in ieder geval achter de heup langs (zie afbeelding). Het mag duidelijk zijn dat retroflecteren van het bekken hier geen oplossing biedt.

Afbeelding: De loodlijn bij hyperextensie in de lumbale wervelkolom en het bekken in middenstand.

De correctie zou niet meer moeten zitten in het retroflecteren van het bekken, maar in het corrigeren van de bewegingsketen van de wervelkolom, bekken en benen.

Dit kun je doen door de volgende stappen te nemen:

  • Zorg dat de heupgewrichten recht boven het bovenste spronggewricht staan. Waarbij het gewicht gelijkmatig verdeeld is over de voorvoet en hiel.
  • De knieën moeten gestrekt zijn, dus geen flexie of hyperextensie. De knieschijven zijn los
  • Check nu nog eens de loodlijn. Is deze nu beter? Zo niet corrigeer dan de curven van de wervelkolom.
  • Palpeer de schouderspieren – alle delen van de m. trapezius, de m. levator scapulae, en de m. rhomboideus zouden ontspannen moeten zijn.

Zodra dit is gecorrigeerd dan klopt de bewegingsketen van de wervelkolom, bekken en benen. De uitdaging wordt nu om jouw patiënt dit toe te laten passen bij alle activiteiten die hij uitvoert. Dan zal de bewegingsketen worden geprogrammeerd in het zenuwstelsel!

This entry was posted in Algemeen. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

12 − vijf =

*

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.